Wat betekent het begrotingsakkoord-De Wever voor kmo’s en zelfstandigen?
Met het begrotingsakkoord dat de federale regering op 24 november 2025 bereikte, wordt duidelijk welke fiscale richting ons land de komende jaren inslaat. De rode draad is eenvoudig: wie werkt en onderneemt moet netto meer overhouden, terwijl de bijdrage van vermogensinkomsten wordt verhoogd. Wat moet je als accountant of ondernemer zeker onthouden?
1. Een strenger maar kmo-gericht kader in de vennootschapsbelasting
Het verlaagd kmo-tarief blijft overeind, maar de toegangspoort wordt nauwer. De minimumbedrijfsleidersbezoldiging wordt opgetrokken naar 50.000 euro (plus indexering), met bovendien een beperking op de proportie forfaitaire voordelen van alle aard binnen de totale vergoeding. Ook het DBI-regime wordt aangescherpt, in het bijzonder voor passieve participaties en grotere groepen. Zelfs voor bepaalde verrekeningen binnen DBI zal de minimumbedrijfsleidersbezoldiging een rol spelen.
Toch is niet alles restrictiever: investeringen door kmo’s krijgen een duw in de rug via ruimere en onbeperkt overdraagbare investeringsaftrekken. De afbouw van de fiscale steun voor hybride wagens volgt het eerdere tijdspad: vanaf 2026 blijven enkel volledig elektrische wagens aftrekbaar, behalve voertuigen besteld vóór 30 juni 2023.
2. Personenbelasting en zelfstandigen: meer cashflowruimte en eenvoudiger planning
Zelfstandigen profiteren van drie gerichte maatregelen die vooral de liquiditeit verbeteren: een forfaitaire ondernemersaftrek, het wegvallen van de boete bij te lage voorafbetalingen en de herinvoering van degressieve afschrijvingen. Daarnaast wordt een meer coherent kader uitgewerkt voor de pensioenopbouw via VAPZ, IPT, POZ en de 80%-regel. Starters krijgen daardoor meer ademruimte in de beginjaren, terwijl gevestigde ondernemers opnieuw kunnen sleutelen aan de optimale balans tussen loon en dividend.
3. Btw: geen algemene stijging, wél gerichte aanpassingen
Van een brede btw-verhoging is geen sprake, maar verschillende sectoren voelen wel de impact van nieuwe tarieven. Diensten die vandaag aan 6% worden belast, schuiven op naar 12%, waaronder hotelovernachtingen, afhaalmaaltijden, niet-alcoholische dranken en bepaalde vrijetijdsactiviteiten. In de bouw en renovatie blijft de overheid inzetten op lage-emissieprojecten, met duurzame renovatie en afbraak-heropbouw als speerpunten. Voor ondernemingen wordt een correcte btw-planning essentieel om marges te beschermen.
4. Nieuwe taksen en een hertekend economisch kader
Naast de grotere fiscale bijsturingen introduceert de regering een reeks kleinere maar voelbare maatregelen. Niet-EU-webshops worden geconfronteerd met een pakketjestaks van 2 euro, de vliegtaks gaat omhoog en accijnzen op gas en fossiele brandstoffen stijgen, terwijl elektriciteit iets goedkoper wordt. Tegelijk worden de arbeidsmarktregels aangescherpt om langdurige werkloosheid te ontmoedigen en de werkzaamheidsgraad te verhogen.
5. Meerwaardebelasting op financiële activa: een nieuw tijdperk voor particuliere beleggers
Voor het eerst voert België een echte meerwaardebelasting in voor particulieren die beleggingen aanhouden buiten hun beroepsmatige activiteit. De voorziene ingangsdatum is 1 januari 2026, al staat die timing nog ter discussie. Op gerealiseerde meerwaarden op aandelen, obligaties, fondsen, ETF’s, trackers en zelfs crypto wordt een tarief van 10% toegepast. De waardering op 31 december 2025 vormt de startlijn, zodat opgebouwde meerwaarden tot eind 2025 buiten schot blijven.
Beleggers krijgen een jaarlijkse vrijstelling voor de eerste 10.000 euro winst. Minwaarden mogen enkel binnen hetzelfde jaar worden verrekend. Voor bedrijfsleiders met een participatie van minstens 20% komt er een apart regime met ruimere vrijstellingen en progressieve tarieven. Wie een exit, overdracht of verkoop overweegt, moet timing en structurering nu al laten doorrekenen.
6. Effectentaks: zwaardere druk op grote portefeuilles
De effectentaks wordt niet alleen strenger, maar ook duurder: grote effectenrekeningen boven 1 miljoen euro worden voortaan belast aan 0,30%. Dat gebeurt in combinatie met strengere meldingsplichten en antimisbruikmaatregelen. Voor ondernemers met omvangrijke portefeuilles ontstaat zo een dubbele belasting: jaarlijks 0,30% op de portefeuille én 10% bij realisatie van meerwaarden. Doordachte spreiding en timing van transacties worden daardoor cruciaal.
7. Geld uit de vennootschap halen: gekend kader met subtiele accenten
De bekende mechanismen voor uitkeringen blijven behouden, maar worden licht bijgestuurd. VVPRbis blijft bestaan, al stijgt de roerende voorheffing van 15% naar 18%, waardoor het voordeel kleiner wordt. De liquidatiereserve blijft eveneens beschikbaar, met een anticipatieve heffing van 10% bij aanleg. De wachttijd voor uitkering tegen het verlaagd tarief zakt van vijf naar drie jaar. De eindheffing stijgt licht, waardoor de effectieve belasting ook hier rond 18% uitkomt.