In een arrest van 16 mei 2024 heeft het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat softwareontwikkelaars geen beroep meer kunnen doen op het fiscaal voordelig stelsel van auteursrechten.
Deze beslissing is een reactie op het verzet van enkele IT-bedrijven en softwareontwikkelaars tegen de aanpassingen die de wetgever op 26 december 2022 doorvoerde op de fiscale regeling voor auteursrechten. Hierbij werd niet langer verwezen naar titel 6 en 7 van het Wetboek Economisch Recht, die betrekking hebben op computerprogramma’s en databanken.
In hun verzet vroegen de IT-bedrijven en softwareontwikkelaars de vernietiging van artikel 100 van de programmawet. Volgens hen hield de toepassing van dit artikel een schending van het gelijkheidsbeginsel in, met meer specifiek een discriminatie tussen auteurs van “werken van letterkunde of kunst” en auteurs van computerprogramma’s.
Het Hof oordeelde echter dat er geen sprake is van discriminatie. Met andere woorden: de uitsluiting van de fiscale regeling voor auteursrechten van inkomsten die verband houden met computerprogramma’s beschouwt het Grondwettelijk Hof als redelijk.
In de nieuwe programmawet wordt voor aanslagjaar 2024 (inkomsten 2023) voorzien in een overgangsregime voor “auteurs” die niet meer onder het fiscale auteursrechtstelsel vallen. Bovendien blijft de vraag welke taken uitgesloten worden als “software”. Uit een recente ruling (januari 2024) blijkt immers dat een “designer” of “webdesigner” die grafische taken uitvoert, wel nog in aanmerking kwam voor dit fiscaal voordelige regime.